Hugo Franssen
De slag om de Mijnen
Hoofdstuk 8
In september 1986 kreeg KS zijn nieuwe baas: Thyl Gheyselinck. ‘Ik start als een onbeschreven blad, als iemand die onbevooroordeeld is’.[1] Het klonk als de tafelhoer die zweert op haar maagdelijkheid. Gheyselinck was natuurlijk géén onbeschreven blad. Negentien jaar lang was hij in dienst bij Shell. En wie Shell zegt, zegt steenkool. ‘Bij Shell heb ik wel iets over het importeren van steenkool geleerd en over het verkopen ervan. Het zullen dan ook zeer competitieve mijnen moeten zijn, die open willen blijven. In dat scenario situeer ik KS.[2]
Shell ging als één van de eersten op zoek naar steenkolenvoorraden, onder meer in Zuid-Afrika. Shell bouwde kolenterminalsvoorde overslag en schafte zich bulkschepen aan voor het transport. Verkoopkantoren voor de kolenafzet werden opgericht. Kortom, een volledige koleninfrastructuur. Shell werd de grootste kolenvervoerder ter wereld. In Rotterdam ligt de grootste Europese overslaghaven voor steenkool, een eigendom van Shell.
De wereldvraag naar steenkool blijft stijgen. In 1973 werd 106 miljoen ton steenkool vervoerd. In 1985 was dat al 260 miljoen ton. Binnen tien jaar zullen naar verwachting 400 à 600 miljoen ton verscheept worden.[3] Men voorziet dat in het jaar 2000 de helft van de wereldhandel in steenkool in handen zal zijn van Shell, BP en Exxon met een ijzersterke monopoliepositie. In deze wereldstrategie van Shell kan de afbouw van de Limburgse mijnindustrie alleen maar grote voordelen opleveren.
De mijnwerkers zouden dit kale ‘onbeschreven blad’ leren kennen als een meester van de dubbelzinnigheid, een virtuoos in bedrieglijke beloftes, volleerd in alle listen en knepen van wat de bourgeoisie ‘crisis-manager’ is gaan noemen. Eerder klassevooroordelen dan ideeën, eerder ijdelheid dan een hart.
‘Ik voel mij als het jongetje uit het sprookje over de kleren van de Chinese keizer, het jongetje dat eindelijk durft zeggen dat de keizer geen kleren aanhad’. Zo beschreef Gheyselinck zichzelf op de persconferentie waarin hij zijn ‘Plan’ ontvouwde. Het was 17 december 1986. Met de opgeblazen arrogantie van een Klein Duimpje uit de poesjenellencollectie wie men het toevallig veroorlooft een rol te spelen in het stuk, las hij het doodvonnis over Limburg:
- Sluiting van de sector-Oost (Eisden, Winterslag en Waterschei)
- Schrappen van 8.000 jobs in de mijnen.
- Fusie van de sector-West (Beringen en Zolder) met mogelijke sluiting in 2000.
De ervaring van de Voerperikelen bijvoorbeeld, had België al tegen een en ander gehard. Maar wat Gheyselinck op 17 december ten tonele voerde was dermate grotesk en grillig... Neen, dit was nog nooit vertoond! Gheyselinck sprak plechtig over een ‘Plan’ — met hoofdletter — over ‘een nieuwe toekomst’, terwijl het eigenlijk ging over twee (2!) doorslagjes plus een paar bladzijden ‘bijlagen’. Voor de verzamelde Belgische pers zwaaide hij als een ervaren schoolmeester met de liniaal om een infantiele grafiek aan te wijzen, terwijl eigenlijk gezwaaid werd met de hakbijl van de Generale, de hakbijl van Leysen, de hakbijl van de nucleaire lobby en van Shell, wier Limburgse schoenpoetser hij geworden was! ‘Ik zie weinig soelaas in de huidige toestand. Ergens anders worden kolen beduidend goedkoper gedolven. De strategische waarde van de Limburgse kolen is een fictie’.[4] ‘Bovendien zou een strategische optie voor steenkool in tegenspraak zijn met de optie voor het optimaliseren van de nucleaire energie die in de voorbije jaren duidelijk werd genomen’.[5]
Grotesk... maar meesterlijk in elkaar gestoken, met het schokeffect om de mijnwerkers te demoraliseren - ‘t Is te laat, niets aan te doen’- met de etappenstrategie om het Westen tegen het Oosten uit te spelen. Met een uitnodiging naar de vakbonden om te praten, neen, godbeware, niet over het ‘Plan’ zelf, maar over de verdeling van het geld tussen reconversie en sociale begeleiding.
In deze koldervertoning kwamen al snel een massa dweperige figuranten op het podium, toppolitici. In de mei-avonden uit onze kindertijd riep mijnheer pastoor na het rozenhoedje de heilige maagd Maria aan met allerlei titels: ‘ivoren toren, gulden huis, ark des verbonds...’ Nu was het de beurt aan Gheyselinck om met lauweren omhangen te worden. Minister Dchaene (ACW!) noemde het ‘Plan’ ‘een unieke kans voor Limburg’.[6] En zijn collega Aerts (ook al ACW): ‘De heer Gheyselinck zegt dat iedereen uit zijn rollenpatroon moet treden. Hij doet dat zelf ook, want als industrieel wil hij de mensen ontmoeten als mens. Ik vind dat een schitterende benadering’.[7] Aerts ging dan wél voorbij aan het feit dat vooral de mijnwerkers uit hun rol moesten treden, de rol ‘mijnwerkers’ werd doodgewoon uit het stuk geschrapt.
CVP-senator Didden repte zich er aan toe te voegen: ‘Mijnsluitingen zijn eerder een uitdaging dan een kruis’.[8] Voor Didden moest de mijnwerker omschakelen. Bijvoorbeeld in boer of tuinier. ‘Laat ons honderd zaadjes planten waaruit misschien vijftig bloemen bloeien’.[9] Didden was nochtans geen afgevaardigde van de Boerenbond binnen de CVP, maar eveneens... van het ACW!
Met dit reconversie-elan was ook Aerts opnieuw gelanceerd: ‘Als de geest van samenopbouw en van overleg aanwezig is, dan zijn we onweerstaanbaar’.[10]
Willy Claes was het daar allemaal ‘onweerstaanbaar’ mee eens: ‘Wij maken gigantische verliezen. Ik wik mijn woorden, het is gigantisch. 16 tot 17 miljard per jaar voor een productie van nauwelijks 6 miljoen ton. Dat betekent wat’.[11] ‘Men kan niet eindeloos en straffeloos geld blijven pompen in bodemloze vaten. Een sanering drong zich dan ook op. Maar door de wet van 5 maart 1984 moet dat binnen een onverantwoord eng keurslijf. Ook Gheyselinck is slachtoffer van dat carcan’.[12]
Zo stelde Claes de zaken: Gheyselinck was het slachtoffer, de mijnwerkersstaking was het gevaar. ‘Het zou een koud kunstje zijn politiek profijt te trekken uit de miserie van de mijnwerkers. Als verantwoordelijke beweging zien wij echter vóór alles de toekomst van de Limburgse gouw. (...) Wij zullen ook deze keer de mijnwerkers niet in de steek laten. Ik geloof echter dat zelfs een algemene staking Martens niet meer van zijn voornemen zal afbrengen’.[13]
Geen staking dus, maar wél de ‘bundeling van alle levende krachten’. Zo hadden Spitaels en zijn vrienden in Wallonië de staalnijverheid ook al helpen begraven! En, wacht even, was Willy Claes daar toen ook al niet bij betrokken? ‘Ik heb geen schrik van verantwoordelijkheden. Ik heb in het staal plannen verdedigd die aan duizenden arbeiders hun job hebben gekost’.[14] Claes herhaalde: ‘Alle levende krachten moeten het eens worden over de grote krachtlijnen van een globale approach’.[15] ‘Er is een Hollands voorbeeld: Zuid-Limburg’.[16] Willy Claes was ‘onweerstaanbaar’, maar tegelijk ook ‘een beetje ontgoocheld’.[17] Hij vond vertroosting aan de overkant van de Maas.
Ook Volksunie-voorzitter Jaak Gabriëls had z’n zorgen in z’n plunjezak gestopt en was fluitend in dat andere, Hollandse, Limburg een kijkje gaan nemen: ‘Toen daar de mijnen dichtgingen, werd DSM een wereldbedrijf, Daf kwam naar Born, het Nederlands nationaal instituut voor de statistiek werd naar Heerlen overgeheveld, Maastricht kreeg een volwaardige universiteit. En daar bovenop krijgt Nederlands-Limburg nog elk jaar 2,5 miljard frank voor reconversie. Welnu, dat is reconversie’.[18]
Gabriëls en Claes hadden niet gezien dat tweederde van de Nederlandse mijnwerkerskinderen van toen vandaag zonder werk zit en zijn nutteloosheid verdrinkt in de werklozencafés van Heerlen en Kerkrade.
De PVV maakte er allemaal minder woorden aan vuil. ‘Wij hebben het altijd al gezegd’ was het lakonieke zegebulletin van het PVV-bureau over het ‘Plan’ Gheyselinck.[19] Havik Verhofstadt toverde op één dag de 100 gevraagde miljarden voor het ‘Plan’ op tafel, wat in de beurspers de bedenking opriep: ‘Het Plan Gheyselinck is zonder slag of stoot door de regering aanvaard’.[20]
De omhooggevallen Thyl uit het Chinese sprookje kreeg ook nog logistieke steun van een werkelijk ontketende pers. Zelfs in de deftige en bedachtzame ‘De Standaard’ kon je lyrische ontboezemingen lezen over ‘een bevrijdend plan’, “een weldaad voor Limburg’.[21]
‘Hij heeft zich tot op vandaag handig maar tactvol van zijn taak gekweten. Hij heeft gemoedelijk en tot in de vroege uurtjes gepintelierd met de vakbondsafgevaardigden maar tegelijk de mijnwerkers onomwonden voor hun verantwoordelijkheid geplaatst. Hij laat ruimte voor overleg en gaat brede maatschappelijke discussies aan op uiteenlopende niveaus. Het is overal zowat al Gheyselinck dat de klok slaat. Limburg hangt aan zijn lippen...’[22]
De volgens Manu Ruys “zelfverzekerde en deskundige regeringsadviseur”[23] had “zijn deel van het werk gedaan”.[24] ‘De bal ligt nu in Limburg. De afspraak moet nu zijn: iedereen aan de slag, geen gezeur’, oordeelde Mark Platel in Het Belang van Limburg.[25] Iedereen aan de slag? Welke slag? Een slag van de molen? De 75.000 werkzoekenden in Limburg en de 20.000 mijnwerkers die hun job bedreigd zagen, keken verontrust en verongelijkt om zich heen. Waar konden ze aan het werk? De editorialist geraakte beteuterd: ‘Aan de slag. Inderdaad, dat is geen voorbeeld van een originele titel’ gaf hij een paar dagen later toe.[26] Maar hij wipte handig over op een ander stokpaardje: ‘Er zijn er genoeg die het KS-drama willen uitbuiten voor hun doeleinden, maar die hebben niets met Limburg te maken’.[27]
Al eerder had Platel banbliksems geworpen naar de tegenstanders van Gheyselinck: “Verbaal opbod is verleidelijk. Oproerkraaiers en onruststokers wentelen zich maar al te graag in het menselijk leed rond de mijnen’.[28]
Het thema was voor La Libre Belgique interessant genoeg om een artikel te plegen over de ‘staakzieke dogmatici van de PVDA’ onder de al evenmin originele titel ‘Beroepsagitatoren’.[29]
Zo vonden de mijnwerkers bijna elke dag een boterham in de brievenbus die zwaar op de maag bleef liggen. Durfden zij naar het televisienieuws kijken, dan riskeerden zij tot zeven minuten Gheyselinck-show te moeten incasseren.
De mijnwerkers zaten in zak en as. Op het strijdbal van het mijnwerkersfront van Eisden in november ’87 herinnert men zich de moeilijke nieuwjaarsperiode nog levendig. Andre Cant werkte sinds ‘ 73 in de put van Eisden: ‘Gheysclinck kwam met zijn Plan. ’t Was Kerstmis, een moeilijke periode. Iedereen zei: “Na Nieuwjaar komt het los”. Begin januari probeerde Ooms een bezetting. Maar het grote enthousiasme was er nog niet. In die eerste weken van het jaar heb ik hele dagen in de put doelloos rondgelopen. Op zoek zonder te weten naar wat. Ik had tegen de muren kunnen oplopen. Ik ben drie dagen ziek geweest, het ging echt niet meer. Je vecht voor een rechtvaardige zaak en dan wordt zo’n man tot manager geparachuteerd; en hij haalt zijn slag nog thuis ook’.
Jos Gielen, een LBC-délégué mengt zich in het gesprek: ‘Ik had mij dat niet kunnen voorstellen, die verslagenheid. Daar was ik niet goed van, die machteloosheid als syndicalist. De pers heeft ons toen ook echt overdonderd. Nooit liet men iemand aan het woord die de mijnwerkers verdedigde’.
Zo gingen de mijnen het jaar 1987 in. Zouden de mijnwerkers hun tweede adem vinden?
30 december 1986, de laatste werkdag van het jaar.Zoals alle dagen heeft Jan Grauwels ’s avonds nog de tijd genomen om het werk van die dag te overlopen en te analyseren. Een boeket discussies waarvan je de weerslag in zijn dagboek vindt. Je volgt Jan Grauwels als het ware op de voet: ’s Morgens in het syndicale lokaal, daarna de gesprekken met de opzichters en tenslotte het overtuigingswerk onder de ‘taille’. ‘Het komt erop aan’, zegt Grauwels, ‘goed op de hoogte te zijn, de krantenartikels over de mijnen, over energiepolitiek, over de politieke partijen, over de Generale enzovoort aandachtig te lezen. Dan moet je polsen bij de arbeiders wat zij ervan vinden, welke vragen zij stellen. Ik heb altijd neergeschreven om mijn eigen optreden en de verlangens van de arbeiders te overdenken. Een fragment:
_______________
[1] Belang van Limburg, 1 augustus 1986.
[2] Belang van Limburg, idem.
[3] Le Monde, 22 juli 1986.
[4] Gazet van Antwerpen, 18 december 1986.
[5] De Financieel-Economische Tijd, 18 december 1986.
[6] De Financiceel-Economische Tijd, 19 december 1986.
[7] Het Volk, 31 december 1986.
[8] Het Nieuwsblad, 5 januari 1987.
[9] Het Nieuwsblad, idem.
[10] Het Volk, 31 december 1986.
[11] De Volkswil, blad van de Socialistische Gemeenschappelijke Actie, 5 januari 1987.
[12] Het Belang van Limburg, 29 januari 1987.
[13] De Volkswil, 5 januari 1987.
[14] BRT- Confrontatie, 21 december 1986.
[15] Knack, 21 januari 1987.
[16] De Volkswil, 5 januari 1987.
[17] Het Belang van Limburg, 6 januari 1987.
[18] Gazet van Antwerpen, 8 januari 1987.
[19] Het Laatste Nieuws, 23 december 1986.
[20] De Financieel-Economische Tijd, 19 december 1986.
[21] De Standaard, 19 januari 1987.
[22] De Standaard, 19 januari 1987.
[23] Het Belang van Limburg, 22 december 1986.
[24] Het Belang van Limburg, 2 januari 1987.
[25] Het Belang van Limburg, 2 januari 1987.
[26] Het Belang van Limburg, 5 januari 1987.
[27] Het Belang van Limburg, 5 januari 1987.
[28] Het Belang van Limburg, 18 december 1986.
[29] La Libre Belgique, 29 december 1986.