Geschreven: 15 juli 1931
Bron: Nederlandstalige Trotski Bibliotheek 3. Revolutionair-Socialistische Publicaties, Groningen 2007. Door Karel ten Haaf. Facsimile-uitgaven van teksten van Trotski in het Nederlands
Vertaling: onbekend
Deze versie: Spelling en punctuatie
Transcriptie/HTML: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive, augustus 2007
Stalins redevoering op de conferentie van economen, d.d. 23 juni is van zeer bijzondere betekenis. Niet omdat zij diepe generaliseringen, wijde perspectieven, precieze informaties en praktische aanwijzingen inhoudt, doch omdat in het verwarde netwerk van de redevoering feiten tot uiting komen, die niet langer verzwegen kunnen worden. Deze feiten bepalen de waarde van de redevoering. Als zij op de keper beschouwd wordt, moet men tot de volgende conclusie komen: “De linkse oppositie is ook nu juist geweest. Haar waarschuwingen zijn gerechtvaardigd gebleken. Wij, de bureaucraten met onze grove belastering en onderdrukking van de oppositionelen bleken dwazen te zijn.” Stalin, dat spreekt vanzelf, drukt deze gedachte op totaal andere wijze uit. Hij zet zijn aanvallen tegen het “trotskisme” met banaliteiten voort. Doch het is niet de bureaucratische logica van Stalin, die ons interesseert, maar het is juist de dialectiek van de economische ontwikkeling, die immers machtiger is dan de sterkste bureaucratische onvolledigheid van het denken.
Wij vernemen uit de redevoering, dat de verwezenlijking van het industriële plan een “bont beeld” oplevert. Er zijn industrietakken, die in vijf maanden een vermeerdering met 40 pct. kennen, vergeleken bij dezelfde periode van het vorige jaar; takken die met 20 tot 30 pct. groeiden en ook takken, die slechts een stijging met 6 tot 10 pct. kenden. Terloops wijst Stalin er op, dat tot de laatste groep de kolenproductie en de ruwijzerindustrie behoren, dus de eigenlijke basis van de industrialisering. Welke wisselwerking bestaat er tussen de verschillende delen der huishouding? Daarover geen woord. En toch hangt van de beantwoording van deze vraag het lot van het vijfjarenplan af. Bij de onjuiste berekening van de onderdelen, kan een bouw op de derde of vierde étage ineenstorten. Bij het samenstellen van een onjuist plan, of bij de onjuiste regeling van de uitvoering van het plan, kan de crisis eerst bij het einde van het vijfjarenplan tot ontplooiing komen en onoverwinnelijke moeilijkheden voor het exploiteren en het verder ontwikkelen van de wezenlijke resultaten scheppen. Stalin echter verbergt het feit, dat de zware industrie in plaats van 30 tot 40 pct. slechts 6 pct. “en minder” groei toont met de nietszeggende algemeenheid: “Het beeld is bont.”
Aan dezelfde redevoering ontlenen wij, dat “in een reeks van ondernemingen en economische organisaties men reeds sedert lang er mee opgehouden heeft te rekenen, te calculeren, balansen over inkomsten en uitgaven samen te stellen.” Leest men deze regels, dan vertrouwt men zijn ogen niet: Hoe is het nu? Wat is dan eigenlijk de leiding van de industrie, als haar activiteit niet steeds nauwkeuriger gemeten en gecontroleerd wordt? Wij horen verder, dat “het economisch regime... de rationalisering van de productie reeds sedert lang buiten gebruik is geraakt. “Was de redenaar er mee doende zijn eigen woorden te honen? Komt dat niet neer op een monsterlijke belastering der economische huishouding der Sovjets en bovenal op een onbarmhartige aanklacht aan het adres der hoogste leiding? “Het is een feit,” aldus Stalin, “dat in de laatste tijd de uitgaven in een hele reeks van ondernemingen begonnen zijn te stijgen.” Wij weten, wat bij Stalin zulke woordjes als “ergens”, “in een gehele reeks van ondernemingen” betekenen. Het betekent, dat de spreker angst heeft voor de feiten, ze verbergt en verkleint. Onder de woorden “in een gehele reeks van ondernemingen” wordt de zware industrie verborgen; met 6 pct. in plaats van 40 pct. stijging gaan tegelijkertijd de kosten omhoog en wordt de mogelijkheid van verdere groei ondergraven. Als toegift komt daarbij dat de calculatie achterwege blijft en de rationalisering buiten gebruik is geraakt. Dringt zich daar niet de bezorgdheid wekkende conclusie op, dat de eigenlijke toestand nog ongunstiger is dan de redenaar het aangeeft?
Hoe kon het daartoe komen? Waarom en hoe werden rekening en verantwoording achterwege gelaten? Stalin zwijgt er over. Sedert wanneer bouwt men de muren van het economische plan niet naar het richtlood, doch op het blote oog op? Met de aan hem eigen nauwkeurigheid antwoordt Stalin: “Reeds sedert lang.” Zijn dan de leiders niet op hun hoede geweest? Stalin zwijgt. Wij antwoorden in zijn plaats: De calculatie, die ook voorheen te wensen overliet, want de Sovjetstaat was er pas mee begonnen plannen op nationale basis te ontwerpen, werd geheel prijs gegeven vanaf dat ogenblik, dat de bureaucratische leiding in de plaats van de marxistische analyse der huishouding en de soepele regeling het administratieve opjagen gesteld heeft. De groeicoëfficiënten zijn tot een kwestie van bureaucratisch prestige geworden. Wat heeft dan de calculatie te betekenen? Een held werd die directeur en trustleider, die het plan “uitvoerde en overtrof”, daarbij de begroting plunderde en voor naburige bedrijfstakken mijnen legde in de vorm van slechte productiekwaliteiten. De economen daarentegen, die er zich om bekommeren, alle elementen van de bedrijfsleiding met elkaar in overeenstemming te brengen, doch niet de bureaucratische records nastreefden; kwamen langzaam maar zeker in de categorie der voor straf in aanmerking komenden terecht. Thans horen wij van Stalin, dat in de industrie een “op papier ononderbroken arbeidsweek” “papierenresultaten”, een “papieren”, dat betekent misleidende verantwoording heersen. Heeft niet de oppositie in elk nummer van haar bulletin er tegen gewaarschuwd, dat de administratieve druk onder zijn bevelen veeleer de verantwoording dan de productie zelf dwingen kan: de cijfers zijn soepeler dan steenkolen en ijzer. Hebben wij niet dozijnen malen geschreven, dat Stalin steeds meer het vijfjarenplan met gedoofde lichten bestuurt? Dat heeft men “contrarevolutionaire” laster genoemd. De sluwe, de leeghoofden, schreeuwen over het “defaitisme” van de linkse oppositie. Maar wat betekent dan de zinsnede: “Men heeft er sedert lang mee opgehouden te rekenen, te calculeren” anders dan dat de lieden van het apparaat de lichten gedoofd hebben? Als dat “sedert lang” gebeurd is, waarom heeft dan de opperste mecanicien zo lang gezwegen? Wij hebben toch al twee jaar geleden over gedoofde lichten geschreven. De vraag komt op: Kan men sterker, in meer categorische vorm over het eigen bankroet schrijven? Is het niet duidelijk, dat de omstelling van het vijfjarenplan op vier jaar een daad van lichtzinnig avonturisme was?
De voornaamste conclusie is heel nauwkeurig in het ontwerp program van de internationale oppositie vastgesteld: “De administratieve jacht naar “maximale” tempo’s moet plaats maken voor het uitwerken van optimale (voordeligste) tempo’s, die niet de garantie geven voor een stipte nakoming van het gegeven bevel, maar voor de bestendige groei der huishouding op de grondslag van het dynamische evenwicht bij een juiste verdeling van de binnenlandse middelen en een breder exploitatie van de wereldmarkt.”
Voor het eerst maakt Stalin zo duidelijk bekend, dat de uitvoering van het plan niet alleen afstuit op het tekort aan geschoolde arbeiders doch op het tekort aan levende arbeidskracht in het algemeen. Dit feit lijkt op het eerste gezicht onwaarschijnlijk. Sinds onheugelijke tijden hield het Russische dorp verborgen reserves van overbevolking in, die elk jaar met honderdduizenden groeiden. De groei van de Sovjet boerderijen, de collectivisering en mechanisering van de landbouw zouden het aantal immigranten uit het dorp natuurlijk hebben vermeerderd. Het gevaar, dat zou kunnen ontstaan, zou de reusachtige aanwas van het reserveleger van arbeiders zijn. Het is niet het geval, het schijnt dat de aantrekking van de boeren tot de stad compleet heeft opgehouden. Is dat niet, omdat de tegenstellingen tussen de stad en het dorp verdwenen zijn? In het derde jaar van het vijfjarenplan zijn wij immers “het socialisme ingegaan.” In de laatste redevoering van Stalin treffen wij over de verwezenlijking van het socialisme niets aan. De spreker is veel bescheidener geworden en bepaalde zich tot de eenvoudige vermelding van de verbetering van het lot der boerenarmoede. Wij hebben niet het voornemen het feit te betwisten. Als een verklaring van het stopzetten van de trek uit het land naar de stad is het echter onvoldoende. Zijn de levensvoorwaarden van meer dan honderd miljoen boeren zo radicaal verbeterd, dat de steden geen aantrekkingskracht voor hen meer hebben? Dit zou alleen het geval kunnen zijn, als wij aannamen, dat het lot der arbeiders in de steden in die tijd niet op overeenkomstige wijze verbeterd was, stationair gebleven dus of verslechterd. Stalin zelf voert ons tot deze krasse conclusie, zonder haar echter uit te spreken.
De voornaamste plaats in zijn redevoering betreft het feit, dat de industrie ondermijnd wordt door de fluctuatie van de arbeidskracht tengevolge van de “algemene” trek van onderneming naar onderneming. Terwijl de tocht van het dorp naar de stad compleet ophield, is de trek van de ene naar de andere industriële onderneming en zelfs uit de industrie enorm gegroeid. Stalin meldt ons, dat in de meerderheid der ondernemingen zich de samenstelling van het personeel binnen een half jaar of zelfs binnen drie maanden met tenminste 30 tot 40 pct. wijzigt. Dit cijfer zou onwaarschijnlijk lijken, als het niet van Stalin afkomstig was; het komt als een bedreiging voor, als wij er ons rekenschap van geven, dat de vakbeweging, de partij en de sovjets voortdurend tegen de verplaatsing van arbeidskracht geageerd hebben.
Men mag aannemen, dat iemand blijft waar hij is, als het hem naar de zin is. Het toenemen der fluctuatie betekent, dat in het derde jaar van het vijfjarenplan de geldende voorwaarden de arbeidersmassa rusteloos maken. De bureaucratie ziet als de voornaamste reden van de fluctuatie de onjuiste loonregeling, haar te grote nivellering, eenvormigheid. Hoe dit probleem ook opgelost wordt — wij komen daar later op terug — daarmee is de kwestie van de fluctuatie niet uitgeput. Als gedurende een half- of zelfs een kwartjaar de arbeiders van een onderneming met ten minste 30 tot 40 pct. vervangen worden, betekent dat, dat niet alleen de bovenste geschoolde lagen, doch de arbeiders in het algemeen in een toestand van voortdurende verplaatsing zijn. Volgens de woorden van Stalin is de arbeider er op uit “een beetje te werken en dan naar elders, naar een andere plaats te vertrekken om er zijn fortuin te zoeken.” In deze gemoedelijke, maar in wezen tragische zinsnede raakt Stalin zonder het te bespeuren het voornaamste gebrek van het vijfjarenplan: de grove benadeling van het economisch evenwicht ten nadele van de arbeiders. Men opent geweldige elektrische werken, bedrijven. Men produceert grootte hoeveelheden machines, tractoren, men collectiviseert het dorp, de proletariërs echter, die de belangrijkste plaats in dit geweldige proces zouden moeten innemen, trekken tezelfdertijd van plaats tot plaats op zoek naar het “fortuin”. Neen de toevloed van arbeidskracht uit het dorp naar de stad is niet onderbroken, omdat de boeren een ideale levenspositie zouden hebben bereikt, maar omdat de toestand der arbeiders — men moet het duidelijk en open zeggen — in de laatste periode buitengewoon verslechterd is.
Het ontwerpprogram der internationale oppositie verklaart: “Het levensniveau der arbeiders en hun positie in de staat is het voornaamste criterium van de socialistische successen.” Als de stalinistische bureaucratie van dit standpunt uit de taak van het plannen maken en regelen van de huishouding vervulde, dan zou zij niet telkens weer gruwelijke teleurstellingen ondervinden, niet een politiek van kostbare zigzags moeten voeren, en niet voor politieke gevaren worden geplaatst.
Het program der Russische oppositie waarschuwde vijf jaar geleden: “De mensjewieken, de agenten der bourgeoisie onder de arbeiders, wijzen triomfantelijk naar de materiële ellende van onze arbeiders. Zij trachten het proletariaat tegen de Sovjetstaat op te zetten, onze arbeiders er toe te brengen, het parool van de bourgeoisie en de mensjewieken aan te nemen: “Terug naar het kapitalisme.” De zelfvoldane ambtenaar, die “mensjewisme” ziet in het steeds herhaalde aandringen van de oppositie op verbetering der materiële bestaansvoorwaarden van de arbeiders, bewijst de beste dienst aan het mensjewisme. Hij drijft de arbeiders onder de gele vlag van het mensjewisme.”
Men moet zichzelf niet bedriegen: het fysische trekken der arbeiders van de ene plaats naar de andere kan het voorteken worden van het politieke trekken.
Het nieuwe program van Stalin loopt voor negentiende op stukwerk uit. Al het overige heeft ten dele een uiterst vaag karakter en dient alleen om de nieuwe zwenking naar rechts te camoufleren. Ook nu herhaalt Stalin de lege formules van de bureaucratische illusies. “Vergeet niet,” zegt hij, “dat de overgrote meerderheid van de arbeiders deze eisen van de Sovjetregering (inzake discipline, ingespannen arbeid, onderlinge wedstrijd, stoottroepen) met de grootste geestdrift heeft aanvaard en die heldhaftig heeft doorgevoerd.” Doch wanneer dit alles waar is, wanneer wij in het socialisme zijn aangeland, wanneer de “overwegende meerderheid” (men lette op: de overwegende meerderheid!) haar taak “met de grootste geestdrift” en zelfs “heldhaftig” vervult, dan rijst de vraag:
Waarom trekt diezelfde “overwegende meerderheid” van bedrijf naar bedrijf op zoek naar fortuin? En waarom is men gedwongen juist nu, na al de bereikte resultaten, tot stukwerk over te gaan, toch altijd een van de kwaadaardigste middelen van kapitalistisch opzwepen van de arbeidskracht?
Het beginsel van de linkse oppositie: uitspreken wat is — aldus ons ontwerpprogram. De proletarische revolutie heeft geen behoefte aan de bureaucratische margarine van het idealisme. Wij hebben behoefte aan de waarheid. Ongetwijfeld de vijanden zullen zich verheugen over de donkere kanten van deze waarheid. Zeker zij zullen naar enkele plaatsen van de zelfontmaskering van Stalin speuren. Wanneer de vijanden stukjes waarheid gebruiken om die tot een net van leugens te verenigen, is dat niet zo verschrikkelijk. Wanneer echter de arbeiders de waarheid niet kennen en niet weten, waar zij die moeten vinden, kan dit de noodlottigste gevolgen hebben.
Heroïsch enthousiasme kan de massa in het land gedurende betrekkelijk korte historische perioden meeslepen. Een kleine minderheid kan de geestdrift in de loop van een gehele historische periode handhaven: daarop steunt de idee van de revolutionaire partij als de selectie van de beste elementen der klasse. De socialistische opbouw is een taak van tientallen jaren.
Haar uitvoering kan slechts door stelselmatige verbetering van het materiële en culturele levenspeil der massa verzekerd worden. Dat is de hoofdvoorwaarde, veel belangrijker dan de vergankelijke resultaten van Dnjeprostroj, Toerksib, Koesbas enz. Want bij het verval van de psychische en morele energie van het proletariaat kunnen alle reusachtige ondernemingen blijken, als niet tot het einde doorgevoerd te zijn.
Stalin onthaalt zijn toehoorders op blote verwijzingen naar Marx en Lenin, die gezegd hebben, dat het gedifferentieerde, niet gelijkgemaakte loon onvermijdelijk was bij de overgang naar het socialisme. Morgen zal Stalin, Marx en Lenin citeren en bewijzen, dat bij de overgang naar het socialisme de kleine warenproducent-boer onvermijdelijk uit zijn midden de koelak voortbrengt. Deze algemene waarheden kunnen niet bestreden worden. Juist wij hebben daaraan in de tijden van de “duizelingen”, die nog niet afgelopen zijn, herinnerd. En juist de stalinbureaucratie stelde in tegenstelling met ons als praktische taak de liquidatie van de koelak, dat wil zeggen der differentiatie van het boerendom in het raam van het 5 jarenplan, tot vier teruggebracht. De stalinbureaucratie beweerde immers — in tegenstelling met ons — dat de wezenlijke moeilijkheden op de weg naar het socialisme overwonnen waren, wij reeds “in het socialisme” waren aangeland, de verwezenlijking van het 5 jarenplan de toestand van de arbeiders automatisch zou verbeteren en dat men het 5 jarenplan in vier zou kunnen doorvoeren. Waar vandaan en waarom ontstond zo dringend de vraag van het stukwerk aan het eind van het derde jaar? Dit is de vraag, die geen denkend arbeider voor zich kan uitschakelen. Het stukwerk is principieel niet in tegenstelling met de voorwaarden van de overgang der Sovjethuishouding. Het zou onzinnig doctrinair zijn daartegen op te komen. Maar de scherpe zwenking naar het stukwerk en de buitengewone verscherping van zijn kapitalistische karaktertrekken, thans in het jaar 1931 — tegen het eind van het derde jaar van het vijfjarenplan, — na onafgebroken successen, nadat wij in het socialisme zijn aangeland, betekent een buitengewoon harde slag voor de arbeiders, materieel en moreel.
Dat de oude loonregelen in ieder opzicht slecht waren, daarover bestaat bij ons reeds lang geen twijfel meer. Men kan een redelijk, levend, progressief loonsysteem niet uitwerken zonder de deelneming van de massa zelf. De vakbewegingsbureaucratie is geen haar beter dan elke andere. De collectieve overeenkomsten en tariefbepalingen worden in de kantoren samengesteld en aan alle arbeiders opgelegd als de overige besluiten van het onfeilbare centrum. Een goede loonpolitiek is zonder wederopleving van de arbeidersdemocratie absoluut ondenkbaar. “De collectieve overeenkomsten”, zegt het program der Russische oppositie, “moeten het onderwerp van een werkelijke en niet een schijnbare discussie in arbeidersvergaderingen zijn. De waardering van het werk der vakbonden moet vooral steunen op hun verdediging van de economische en culturele belangen der arbeiders in de gegeven economische mogelijkheden. De vakbonden moeten hun bestemming op de grondslag van wezenlijke verkiesbaarheid, stemrecht, rekening en verantwoording in alle groepen vervullen. In het strafwetboek moet een artikel opgenomen worden, dat het als een zwaar misdrijf ziet arbeiders wegens het uitoefenen van kritiek, het indienen van voorstellen, op grond van hun stem direct of indirect, openlijk of in het geheim te vervolgen.” Hoe striemend klinken nu deze woorden!
En toch is de scherpte van de nu voltrokken zwenking naar het stukwerk niet door de onvolkomenheid van het loonstelsel teweeggebracht, doch door een veel dieper liggende oorzaak, het gebrek aan materiële goederen ter bevrediging van de behoeften van de arbeider. De onjuiste methoden van plannen maken, de onjuiste regeling van het plan tijdens de uitvoering, het ontbreken van wezenlijke controle der massa, het ontbreken van de partij, de strijd om de cijfers van het plan in naam van het prestige, het administratieve opzwepen met drie knoeten — bluf, ijdeltuiterij, verstikking van kritiek — dat alles heeft tot een onjuiste verdeling van krachten en middelen geleid en — bij het zeer snelle aangroeien van het aantal arbeiders — tot een onverdraaglijke inkrimping van het reële fonds aan arbeidslonen. Dat is het, waarom het de arbeiders niet naar de zin is. Dat is het, waarom zij van bedrijf naar bedrijf zwerven. De overtollige druk leidde, bij de verstening der vakbonden tot een anarchistische reactie, die fluctuatie genoemd wordt. Stalin heeft de sluier weggetrokken, waarachter de enorme omvang van deze reactie verborgen was. “Men vindt weinig bedrijven,” zegt hij, “waar de bezetting in de loop van een half — en zelfs van een kwart jaar — niet met tenminste 30 tot 40 pct. gewijzigd is.” Zo ontzettende afmetingen heeft dus de ziekte aangenomen, die door de bureaucratie zo lang naar binnen is gedreven! Het overgaan van bedrijf naar bedrijf, het trekken van stad tot stad, betekent op zichzelf een massale, improductieve verkwisting van arbeidskracht, en ander verlies aan arbeidskracht voor de overgang zelf zowel als voor de smartelijke aanpassing bij nieuwe arbeidsverhoudingen. Dat is de hoofdoorzaak van de geringe productiviteit van de arbeid en de stijging der kosten. Doch het voornaamste gevaar der fluctuatie, van het zoeken naar een fortuin, bestaat in het moreel verbruiken van het proletariaat.
De uitbreiding van het stukwerk brengt op zichzelf geen oplossing. Zij kan een laag beter gesitueerde arbeiders doen ontstaan. Het streven om een bedrijfsaristocratie te scheppen past volkomen bij de tendensen en kunstgrepen der stalinistische bureaucratie. Op dit niveau wordt het stukwerk een politiek middel. Voorgesteld als een geneesmiddel voor alle kwalen, betekent zij de evolutie van het stalinisme. De traditie van het bolsjewisme is de traditie van de strijd tegen de aristocratische kasten in de arbeidersklasse. Op deze grondslag werd de dictatuur van het proletariaat opgericht. Het program der stalinistische bureaucratie leidt onvermijdelijk naar de noodzakelijkheid voor de dictatuur om te steunen op een steeds meer bevoorrechte arbeidersaristocratie. Hier ligt een onmiddellijk politiek gevaar voor de dictatuur van het proletariaat in opgesloten.
De nieuwe politiek wordt precies zo aangekondigd als de vorige: Als een persoonlijke openbaring. Wij horen van Stalin, dat men “te snel zonder voorbereiding van de noodzakelijke voorwaarden” naar de vijfdagenweek was overgegaan. Welke resultaten verkreeg men? Stalin moet die aangeven als “het ontbreken van verantwoordelijkheidsgevoel voor de arbeid, verwaarlozing van de machines, massale beschadiging der werkbanken en het ontbreken van de neiging de productiviteit van de arbeid te vergroten.” Stalin gebruikt daarvoor een algemene uitspraak: “Niemand wil voor iets de verantwoordelijkheid dragen.” Een moordende bekentenis. Nog beter gezegd: Een zelfmoordende bekentenis. “Niemand wil voor iets de verantwoordelijkheid dragen.” Zo pleegt het altijd te zijn, wanneer een voor alles de verantwoordelijkheid wil dragen.
De vijfdagenweek was te vroeg ingevoerd. Wie heeft die ingevoerd? Het algemeen secretariaat. Heeft men over de ononderbroken werkweek vóór de invoering daarvan met de massa van de arbeiders gediscussieerd? Geen sprake van; alles is in stilte voorbereid. Volgens de officiële berichten heeft de massa de ononderbroken werkweek “met geestdrift” aanvaard. Wordt nu de zaak op andere wijze geregeld? Tot gisteren toe hebben alle rampen, waarover Stalin vandaag spreekt, geen bekendheid in de pers gekregen. Wij hebben reeds meer dan eens gezegd en geschreven, dat binnen de stalinistische bureaucratie alles prachtig marcheert tot vijf minuten voordat alles heel slecht begint te worden. Terwijl hij de ongunstige resultaten van de bureaucratische ononderbroken week opsomt, raakt Stalin in het voorbijgaan de pijnlijkste en gevaarlijkste kwestie: “Men kan er niet aan twijfelen”, zegt hij, “dat onze economen dat alles heel goed verstaan. Maar zij zwijgen. Waarom? Klaarblijkelijk omdat zij de waarheid vrezen. Maar sedert wanneer zijn de bolsjewieken de waarheid gaan vrezen?” In deze woorden bereikt het algemeen bureaucratische en persoonlijke stalinistische cynisme zijn hoogtepunt. “Sedert wanneer zijn de bolsjewieken de waarheid gaan vrezen.” Sedert het tijdstip, dat het afgestompte, ideeënloze, geestarme stalinistische apparaat de fractie van de bolsjewistische leninisten verstikt heeft. Precies sedert die tijd. De economen — aldus Stalin — “vrezen de waarheid.” Welk een trouweloze formulering! Het is niet de waarheid, die zij vrezen, doch zij vrezen voor de waarheid te moeten lijden, want Rakovski, Sosnovsky, Moeralov, Eltzin, Kasparova, Kossior, Grünstein en met hen honderden en duizenden van de beste bolsjewieken — die de waarheid niet vreesden en voor haar opkwamen — vullen de kerkers en verbanningskampen van Stalin.
Hier ligt de knoop van het probleem der partij!
Met de vernietiging der linkse oppositie heeft de stalinistische bureaucratie de partij gewurgd. De levendige, fijngevoelige, soepele en elastische organisatie, die verbonden met de massa functioneert, alles ziet, alles bemerkt, alles kritiseert, alles veralgemeent, die tijdig de gevaren ontdekt en collectief nieuwe wegen aangeeft — zij is er niet meer. “Nadat de centristische bureaucratie de partij gewurgd heeft, dat is zonder ogen en oren is gebleven”, aldus het ontwerp van het program der internationale linkse oppositie, “treedt zij tastend op en bepaalt haar weg onder de onmiddellijke druk der klassen, zwenkend tussen opportunisme en avonturisme.”
Nog meer. In het apparaat bereikt de vrees van de lagere beambte voor de hogere zo een spanning, dat niemand op de feiten acht durft geven of berichten, wat hij waarnam. De lagere beambten zingen en bidden met de hogere mee en de hogere beschouwen dit meezingen en meebidden als de stem van het leven. Voor het aangeven van de weg tot doorvoering der nieuwe politiek wordt het plenum der centrale controlecommissie bijeengeroepen. De hogere beambten mobiliseren de lagere voor het verlenen van bijstand. Allen zijn van bovenaf benoemd. Allen zijn door rangorde en wederkerige garantie gebonden en dit concilie van beambten gaat voor de hoogste uitdrukking der democratie door!
Zou de plotselinge nieuwe zwenking der politiek niet het uitschrijven van een buitengewoon partijcongres rechtvaardigen? Doch zelfs daarin bestaat het probleem, dat het regime der individuele openbaring, telkens gekenmerkt door enige jaren vertraging, zich met het regime der partijdemocratie, zelfs met het bestaan der partij niet verdraagt. Zouden dus toch “de bolsjewieken de waarheid vrezen”? De naam van de bolsjewiek, die thans het meest de waarheid vreest is — Stalin. Anders zou hij bij de nieuwe plotselinge zwenking niet het congres, dat is de partij vrezen.
Wij kregen in de laatste maanden vele brieven, die gesprekken weergaven speciaal ook met partijbureaucraten, in een verschillend stadium van verstening verkerende. Grotendeels gaat het om ernstig geschrokken mensen. Zij zien en begrijpen veel — doch hun wil is gebroken. Hun filosofie is de filosofie der aanpassing. Veelal verklaren zij ons: gij spreekt van het regime der partij. Het is absoluut drukkend. Dat erkennen allen. Maar klaarblijkelijk gaat het niet anders. Zonder een ijzeren vuist zullen wij de moeilijkheden niet te boven komen. Uw kritiek op de fouten van Stalin is in het algemeen juist en de gebeurtenissen zullen die tenslotte bevestigen. Wij maken ons geen bijzondere illusies van Stalin. Zeker hij zal de sterren niet van de hemel halen; intellectueel is hij een middelmatig mens, theoretisch onvoldoende voorbereid, zonder brede horizon. Dat ondervinden wij herhaaldelijk zelf. Doch hij heeft ontegenzeggelijk positieve kwaliteiten: hardheid, weerstandsvermogen, uithoudingsvermogen. En hij is met het apparaat vergroeid. En wat gij er ook van zegt, het apparaat is nu alles.” Zo spreken zeer vele bureaucraten. Hun komt de wurging der partij, hoe smartelijk dan ook, voor, als door de omstandigheden gerechtvaardigd, en later... later zal het socialisme er zijn en alles in orde komen.
Juist hierin treedt de voornaamste fout op de voorgrond. Het socialisme is geen compleet systeem, dat in volmaakte vorm uit een enkeling kan ontstaan, ook al zou het een genie zijn. De taak van de juiste verdeling der productiekrachten en middelen kan slechts tot oplossing worden gebracht door voortdurende kritiek, door het onderzoek van de ideeënstrijd der verschillende groeperingen in het proletariaat. Al wijzen wij de formele democratie af, die in de kapitalistische omgeving de overgave van de sleutel aan de rijken en tot de tanden gewapende vijand betekende, zo zullen wij toch zonder klassedemocratie niet alleen het socialisme niet opbouwen, doch ook de dictatuur van het proletariaat niet kunnen handhaven. De stalinistische zigzags komen duur en steeds duurder te staan. Alleen dwazen en verblinden kunnen aannemen, dat men het socialisme van boven opleggen en op bureaucratische wijze invoeren kan. Duidelijker dan ooit te voren waarschuwen wij de denkende arbeiders der Sovjetrepublieken en van de gehele wereld. De nieuwe zwenking van Stalin hoe zij zich ook in de naaste tijd ontwikkelen zal, leidt onverbiddelijk naar nieuwe en scherpere tegenstellingen, reeds in de eerstvolgende etappe. Men moet met het herstel van de proletarische democratie aanvangen. Dit is nu de beslissende schakel van de ganse keten. Men moet de problemen van de huishouding in hun gehele omvang voorleggen ter discussie aan de partij en de vakbonden. Hiertoe is nodig, dat de bolsjewieken ermee ophouden te vrezen om de waarheid uit te spreken. Dat kan alleen bereikt worden, wanneer men hen die voor het recht om de waarheid te spreken hebben gestreden en nog strijden van hun boeien bevrijd. Men moet de linkse oppositie weer in de partij opnemen. Men moet de discussie ook voor de grondslag van de economie en van de politiek heropenen. Men moet een congres van de partij op de grondslag van de democratie, der partij voorbereiden!
Kadekoy, 15 juli 1931