Geschreven: februari 1973
Bron: De Internationale, Nederlandstalig theoretisch orgaan van de IVe Internationale, februari 1973, nr. 2, jg. 1.
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren?
Laatst bijgewerkt:
Sinds meer dan een jaar is de “linkse” regeringscoalitie in Ceylon overgegaan tot een steeds heviger geworden repressie. Officieel is het een reactie tegen een geplande “opstand” op 5 april 1971. Nochtans weten we nu dat de repressie reeds veel vroeger inging.
Meer dan duizend leden van de JVP (Janatha Vimukthi Peramuna – Volks Bevrijdingsfront) werden opgesloten onder beschuldiging van aanval op de Amerikaanse ambassade. Nu is duidelijk dat deze aanval een provocatie was. Dit verklaarde zowel de hoofdgetuige als de onderzoeksrechter. Het waren immers leden van de uiterst rechtse partij, de Verenigde Nationale Partij, die de actie uitvoerden. De noodtoestand die na deze actie in het land werd afgekondigd, bleef sindsdien behouden. Nieuwe aanhoudingen, folteringen en concentratiekampen werden stelselmatige regeringsactiviteiten in Ceylon.
De ware aanstoker van deze politiek is de Wereldbank. Het afkondigen van de noodtoestand was immers een eis, wilde een nieuwe lening van 26 miljoen dollar worden toegestaan. Andere eisen van deze imperialisten waren een loonstop en drastische beperkingen van de uitgaven voor sociale voorzieningen. Een dergelijke politiek van de regering zou onmiddellijke massareacties verwekt hebben, zodat Bandaranaike de voorzorg nam een sterke repressie in te zetten.
Nog steeds voelt de bevolking de gevolgen van de noodtoestand. Tientallen mensen werden gedood. Gedurende de eerste weken na 5 april 1971 werd elke jongere die werd aangehouden, onmiddellijk doodgeschoten. Anderen werden in kampen opgesloten. Men spreekt nu van 15.000 politieke gevangenen. Deze leven in onmenselijke omstandigheden. Geen enkele internationale controle wordt door de regering toegelaten. Onder de slachtoffers van de regeringsrepressie bevinden zich ook onze kameraden van de LSSP(r)(Lanka Sama Samaya Party – revolutionary).
Naast deze directe repressie doet de sociaaldemocrate Bandaranaike een regelrechte aanval op de verworvenheden van de arbeidersklasse. Een reeks budgettaire maatregelen was een directe aanslag op de levensstandaard. De prijzen van voedingswaren werden gevoelig verhoogd en klederen en levensmiddelen werden gerantsoeneerd. Verder werden de pers gecensureerd en het recht op spreken beperkt.
Elke poging tot verzet werd in de kiem gesmoord. De burgerlijke democratie werd ontmanteld. Allereerst werd een speciale wet uitgevaardigd die de rechtspraak sterk wijzigde en een uitzonderingsrechtbank instelde. Deze heeft officieel het recht tot folteren en het plegen van chantage. De verkiezingen werden zeven jaar uitgesteld. Tenslotte werd de pers onder regeringsvoogdij geplaatst.
Deze plotse repressie drong de massabeweging in het verweer. Het is slechts de laatste maanden dat de eerste tekenen van verzet loskomen. Op 18 oktober werd opgeroepen tot een nationale hongerstaking tegen de maatregelen. Aldus probeerde men een eerste actie los te werken, zonder rechtstreeks in te gaan tegen de nieuwe maatregelen. Meer dan één miljoen mensen namen aan deze actie deel en op verschillende plaatsen werden verboden massameetings gehouden. De “volksfrontregering” onder leiding van de sociaaldemocrate Bandaranaike (gevierd lid van de IIe Internationale) weet nu dat het verzet groeit.
De Ceylonese kameraden roepen op tot internationale solidariteit. Naast de politieke uitleg en het verspreiden van informatie zijn er verscheidene concrete actiemiddelen van betogingen en protesten tegen de Ceylonese ambassades tot een boycot van de Ceylonese producten. Ook wordt opgeroepen niet in te gaan op de propaganda naar toeristen. Wat ook wordt gedaan, tot de kleinste actie, heeft een geweldige invloed in Ceylon. Het stoort de regering die haar imago als democraten en socialisten willen hoog houden. Het steunt en versterkt de moraal van de strijders in Ceylon zelf, vooral dezen die nu voor meer dan 18 maanden in de gevangenis zitten. Een internationale campagne moet op gang komen tegen het repressieve regime van Bandaranaike, voor de bevrijding van de 15.000 politieke gevangenen.
Terwijl Nixon en McGovern hun burgerlijke tweekamp uitvochten, voerden onze kameraden van de Socialist Workers Party hun revolutionaire verkiezingscampagne. McGovern hield met vage vredeskreten duizenden jongeren in het burgerlijke kamp, Nixon werd met zijn leugenachtige diplomatie een tweede maal verkozen. Nochtans werd de denunciatiecampagne van de SWP een groot succes.
Gestart anderhalf jaar voor 7 november 1972 was het de bedoeling van de SWP van de verkiezingssensibilisatie gebruik te maken om de revolutionaire propaganda voort te zetten. En niet alleen propaganda, want de Vietnamagitatie ging verder, de werking onder de onderdrukte nationaliteiten (zwarten, chicano’s) en de Women’s Liberation Movement. De kandidaten waren Linda Jenness, actief lid van de vrouwenbeweging, en Andrew Pulley, revolutionaire zwarte militant.
Indien we de stemmen van de Socialist Workers Party, de Communistische Partij, de Socialist Labor en de People’s Party (Dr. Spock) optellen, dan bereiken de partijen links van het Establishment meer dan een kwart miljoen stemmen. Dit is 80.000 meer dan in 1968. De SWP haalde er 68.226, meer dan de CP en de SLP.
Dit is een vrij groot aantal, als we rekening houden met de repressieve verkiezingswetgeving in de USA en de regel in sommige staten de stemmen van de kleinere partijen doodgewoon niet te tellen. Belangrijker echter dan het aantal stemmen is het aantal mensen dat door deze campagne werden bereikt. Meer dan 2.900.000 stukken literatuur werden verspreid, waaronder 900.000 verkochte brochures. Bestseller was de “Mc Govern Truth Kit” met 53.000 exemplaren.
Lynda Jenness bezocht 99 steden, gaf 332 meetings met verscheidene duizenden toehoorders. Andrew Pulley voerde een campagne in 75 steden met 297 meetings. De Vietnamspeeches brachten meer dan een kwart miljoen mensen bij elkaar.
De hele campagne werd gevoerd door de SWP, haar jeugdorganisatie, de Young Socialist Alliance, en de sympathisanten in de Young Socialist For Jenness and Pulley. Zij zorgden voor 250 radio- en tv-uitzendingen, 600 persartikels in 473 steden (totale oplage: 53 miljoen).