Bron: Links, nr. 1, 14 november 1959
Transcriptie: Valeer Vantyghem
Deze versie: spelling
HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
Laatste bewerking: 25 oktober 2009
Verwant: • Ter verdediging van de socialistische planning |
Hoewel het failliet van het economisch liberalisme vandaag duidelijk gebleken is, verzaakt het kapitalisme er niet aan. Het veroordeelt de planificatie die onverenigbaar zou zijn met de ‘vrijheid’ en spreekt zich uit voor een economisch dirigisme dat, zo heet het, de voordelen van het privaat initiatief met die van de algemene oriëntatie van de economie zou verzoenen.
De christendemocratische en ook enkele rechtse socialistische middens lopen met deze doctrine hoog op. Deze herleidt de rol van de openbare machten tot het beperken van de afwijkingen van de economische conjunctuur. Aan de arbeiders houdt zij grootmoedig een perspectief voor van ‘medebeheer’ in een economie die kapitalistisch gebleven is. Dit betekent in de praktijk een steeds strakkere beperking van de syndicale actie; een steeds gevaarlijker verwarring tussen de belangen van de loontrekkers en die van de onderneming, zoniet een politiek die rechtstreeks leidt tot het blokkeren van de lonen, de verplichte arbitrage en het verbod van staken, dat beschouwd wordt als ‘tegenstrijdig aan het algemeen belang’.
De ondervinding der laatste 20 jaar heeft nochtans de ondoelmatigheid van zulk een dirigistische politiek aangetoond. Bij gebrek aan een algemeen overzicht over de economische ontwikkeling, spant zulk een politiek zich steeds in om de symptomen van de kwaal, veleer dan de kwaal zelf, te beperken. Over ’t algemeen grijpt zij te laat in en met ondoeltreffende middelen.
Het beste bewijs voor de mislukking van deze dirigistische politiek wordt geleverd door de economische toestand vandaag. Overal gaat de kapitalistische economie trager vooruit dan die van de landen met een planeconomie: de verhouding is gemiddeld van het enkelvoudige tot het dubbele. Overal wordt de kloof tussen de onderontwikkelde landen groter. Overal blijven in de zeer ontwikkelde landen ganse streken onontwikkeld of kwijnen zij weg. Nergens heeft de door het ‘dirigisme’ getemperde kapitalistisch economie deze kwaal nummer één van de moderne economie, de werkloosheid, kunnen overwinnen.
Het behoud van de kapitalistische economie, zelfs van een ‘gedirigeerde’, veroorzaakt aldus voor de mensheid ontelbare verliezen en verspillingen. Op het sociaal passief moet men het materiële en morele lijden van miljoenen werklozen – alleen al in de USA 5 miljoen volledige werklozen en twee miljoen gedeeltelijke – plaatsen, op het economisch passief van de productieverliezen die des te schandaliger zijn daar er nog anderhalf miljard menselijke wezens zijn die hongersnood kennen, behoefte hebben aan kledij en woonst en gespeend blijven van het minste onontbeerlijke comfort.
Dat de crisissen minder erg geworden zijn is slechts betrekkelijk waar. Ongetwijfeld hebben de anticyclische technieken toegelaten de gevolgen van de economische crisissen te verlichten. Maar een zo ‘beperkte’ recessie als die van 1957-58 heeft alleen in de USA een verlies van bijna 90 miljoen ton staal en van meer dan 6 miljoen auto’s – om slechts die twee voorbeelden aan te halen – veroorzaakt. In absolute cijfers liggen deze verliezen hoger dan die van 1929-33.
Het volstaat dus niet de kapitalistische economie te ‘temperen’ door een dirigistische politiek die naderhand de zwaarste gebreken van deze economie ‘verbetert’. Men moet ze vervangen door een planeconomie die deze tekortkomingen voorziet en ze verhelpt voor zij tot uiting gekomen zijn. Een preventieve geneeskunde dringt zich op veeleer dan een heelkunde – vooral wanneer de kwaal miljoenen onschuldige mensen met hun gezinnen, vrouwen en kinderen treft als zij uitbreekt!
Planificatie is de welbewuste inspanning om economische en sociale objectieven, waaraan men de voorkeur geeft, te bereiken door de economische activiteit in haar geheel te leiden. Bij ons zijn de algemene objectieven die een planificatie moet bereiken de volgende:
- waarborg van de volle tewerkstelling door voortdurende expansie van het nationaal inkomen;
- afschaffing van sommige structurele tekortkomingen in onze economie: overbevolking in landbouw en distributie, anarchisme van het vervoerwezen, chronische kolencrisis, enz.;
- eliminatie van schreeuwende sociale onrechtvaardigheden: ondemocratische structuur van het onderwijs, vooral van het middelbaar en hoger onderwijs, onzekerheid in geval van ziekte, enz.;
- hulp aan de onderontwikkelde landen en vooral aan Congo.
Naarmate die algemene objectieven verwezenlijkt worden, zou aan welbepaalde objectieven door de gemeenschap de prioriteit kunnen verleend worden; veralgemenen van het middelbaar onderwijs voor allen, uitbreiding van het betaald verlof, vermindering van de arbeidsduur.
De keuze van dergelijke objectieven veronderstelt nochtans een herverdeling van de nationale inkomsten. De planificatie moet deze handeling mogelijk maken. Zij moet vermijden dat deze zelfs tijdelijke desorganisatie van het economische leven, werkloosheid, inflatie, kapitaalsvlucht, enz. veroorzaakt. Dit is een belangrijk onderscheid met het dirigisme dat soms prioriteit verleent aan bepaalde objectieven, maar niet de aangepaste maatregelen treft om hun verwezenlijking mogelijk te maken, noch om te vermijden dat deze zware storingen in het economische leven veroorzaakt.
Daarom kan een waarlijk doelmatige planificatie niet verwezenlijkt worden door alleen zijn toevlucht te nemen tot indirecte, monetaire en fiscale maatregelen, maar moet ze een serie directe initiatieven van de openbare machten omvatten. Aldus hebben de Britse regeringen, zowel conservatieve als travaillistische, om de regionale werkloosheid op te slorpen nieuwe ondernemingen verplicht zich in bepaalde streken te vestigen. Een Belgische regering die daadwerkelijk nieuwe industrieën zou willen bevorderen zou zich niet mogen beperken financiële of fiscale voordelen toe te staan aan private ondernemingen die zich op die weg begeven. Ze zou de macht moeten hebben om die zelf op te richten. Dit is één van de redenen – het is niet de enige noch de belangrijkste – waarom wij voorstanders zijn van de overdracht aan de gemeenschap van de economische sectoren die een monopolistisch karakter vertonen.
In afwachting dat men deze socialistische planning kan verwezenlijken – die democratisch moet zijn, d.w.z. de mening van de meerderheid van het land weerspiegelen – stellen wij reeds vandaag een soepele planificatie voor, gericht op het veroveren van de volledige tewerkstelling en die onmiddellijk toepasselijk is. Dergelijke maatregelen voorzien geen omwenteling van de kapitalistische economie, maar wel een diepgaande verandering in haar werking, verandering die trouwens beantwoordt aan de verzuchtingen van de overgrote meerderheid van de arbeiders, zowel socialistische als christelijke.
Dergelijke planificatie veronderstelt vanzelfsprekend een herinrichting van de uitvoerende van de uitvoerende macht van de Staat teneinde alle beslissingen van economisch of financiële aard te concentreren. Zij vereist eveneens een verbetering van de statistieken teneinde de gegevens die noodzakelijk zijn voor dergelijke beslissingen in te zamelen. Zij vereist de oprichting van een hoog Plancommissariaat dat programma’s van economische ontwikkeling op korte en lange afstand kan uitwerken en hun verwezenlijking controleren.
Ook een Nationale Investeringsmaatschappij is onontbeerlijk. Zij moet openbaar zijn en over belangrijke hulpmiddelen beschikken ten einde de openbare initiatieven inzake oprichting van of hulp aan ondernemingen te bundelen.
Daar de Belgische economie nauw ingeschakeld is in de internationale economie zijn wij beslist voorstander van een internationale planeconomie, vooreerst in het Europa van de zes en daarna in het breedste geografische verband. Maar het Verdrag van Rome heeft geen enkel orgaan opgericht dat de volle tewerkstelling kan verzekeren in het raam van de Europese Gemeenschap. Daarom moeten de arbeidersorganisaties het onmogelijke doen de volle tewerkstelling in ons eigen land te waarborgen en tezelfdertijd de inspanningen te bundelen om een gemeenschappelijke conjunctuur- en structuurpolitiek van de zes landen te bevorderen.
De voorstanders van het huidig regiem beweren dikwijls dat de nadelen die het meebrengt, en vooral de periodieke werkloosheid, de onvermijdelijke losprijs van de ‘vrijheid’ zijn. In naam van de vrijheid verzetten zij zich tegen iedere poging tot planificatie.
Ongetwijfeld ging de planificatie zoals zij toegepast werd in de Sovjet-Unie en in de meeste landen van Oost-Europa gepaard met het afschaffen van de burgerlijke en politieke vrijheden die ons dierbaar zijn. Men vergete niet dat wij nog veel schrikwekkender dwingelandijen gekend hebben in een regiem van de vrije onderneming en van privaatbezit van de productiemiddelen, nl. in nazi-Duitsland. Er is dus geen enkel automatisch verband tussen economische planning en het verlies van de individuele vrijheden en de redenering van voorstanders van de ‘vrijheid’ is dus klaarblijkelijk vals.
Wie beweert dat ons land te kiezen heeft tussen de vrije onderneming en een dictatoriale economische planning geeft een idyllisch beeld van de economische werkelijkheid van vandaag. De ware keuze is tussen een economie die geleid wordt door de financiële groepen in het belang van een kleine minderheid profiteurs en een economie die gepland wordt door democratisch verkozenen in het belang van de gemeenschap. Ver van een stap te zijn naar tirannie en knechting is planificatie een stap naar economische democratie.
De verwarring tussen ‘economische vrijheid’ en ‘burgerlijke en politieke vrijheden’ ligt ten grondslag aan de liberale drogredenen. In feite zijn de meest fanatieke voorstanders van de vrije onderneming tegelijkertijd de meest fanatieke tegenstanders geweest van de vrijheid van vereniging en van het algemeen stemrecht, de twee meest fundamentele democratische rechten. Beide heeft de arbeidersbeweging moeten afdwingen van een weerspannige bourgeoisie. ’t Is zeker dat de planificatie niet kan slagen zonder een actieve medewerking van de syndicale organisaties; terwijl de planificatie de volle tewerkstelling verzekert, waakt de arbeidersbeweging over het behoud van de fundamentele burgerrechten, nl. de vrijheid van vereniging en de syndicale onafhankelijkheid.
Het probleem van de planificatie wordt trouwens niet alleen om doctrinaire redenen gesteld. Het werd op de dagorde gesteld door een onweerlegbare economische werkelijkheid: 300.000 werklozen om de 5 jaar. Vastbesloten door alle middelen deze aaneenketening van periodes van werkloosheid te verhinderen, eist de arbeidersbeweging: volle tewerkstelling door planificatie.