Leest u dit met een smartphone?
Met (enkele) smartphones moet u zelf uitmaken welke modus voor u geschikt is
Hitler heeft een nieuwe methode uitgevonden, die nazigroep-strategie genoemd zou kunnen worden. Het voornaamste punt van Hitlers psychologische strategie is, dat hij zich nooit tot het individu richt als afzonderlijk persoon, maar altijd als lid van een sociale groep. Wat Hitler instinctief doet, is in overeenstemming met de ontdekkingen van de moderne sociologie, nl. dat de mens het gemakkelijkst kan worden beïnvloed via zijn bindingen aan zijn groep. En wat nog belangrijker is, zijn reacties verschillen naar de bijzondere groep waarin hij verkeert. De mens gedraagt zich verschillend in de familie, in de club, in het leger, in het zakenleven, of als burger in het algemeen. De grote Hertog van Marlborough was het hoofd van het leger, maar thuis zat hij onder de duim van zijn vrouw. Elke groep schijnt haar eigen tradities te hebben, haar eigen verbodsbepalingen, haar eigen uitdrukkingsvorm, en zolang deze groepen intact zijn, ondersteunen en leiden zij het gedrag van haar leden.
Hitler weet instinctief dat zolang de mensen in hun eigen sociale groepen worden beschermd, zij immuun zijn voor zijn invloed. Het verborgen doel van Hitlers strategie is daarom de weerstand van de individuele geest te breken door het desorganiseren van de groepen waartoe deze individuen behoren. Hij weet dat een mens zonder groepsbanden is als een krab zonder schaal. Deze desorganisatie, evenals zijn blitztactiek in de oorlog, moet zowel snel als hevig zijn. Maar desondanks zal haar uitwerking slechts duurzaam zijn, als hij erin slaagt onmiddellijk nieuwe groepen te vormen die het soort gedrag aankweken dat door zijn eigen partij wordt gewenst.
Er zijn dus twee hoofdfasen in Hitlers groepstrategie: de liquidatie van de traditionele groepen van de beschaafde maatschappij en een snelle wederopbouw op basis van een geheel nieuwe groepsvorm. In zijn werk van ontbinding kan hij natuurlijk voor een groot deel steunen op de onplanmatigheid van ons economisch leven. Het gebrek aan planning is bv. verantwoordelijk voor de meest demoraliserende omstandigheid, de permanente werkloosheid. Maar waar deze ontbinding voor Hitlers doeleinden nog niet ver genoeg is voortgeschreden, past hij zijn eigen methoden toe. Hij heeft verschillende methoden voor de behandeling van de familie, de Kerk, de politieke partijen en de naties. De beginselen van deze technieken leerde hij van de communisten, maar de details werkte hij zelf uit in zijn eigen strijd in de politieke jungle van het Duitsland van de twintiger jaren. Hij leerde hoe men massale betogingen kan verstoren, hoe de volgelingen van andere partijen te demoraliseren door te doen alsof men met rivaliserende groepen samenwerkt en dan, als de tijd rijp is, hun ondergang te bewerkstelligen. Alles wat hij kortgeleden heeft gedaan is de overbrenging van deze groepstrategie naar het gebied van de buitenlandse politiek.
Neem bv. het geval van de naties. Hier schijnt zijn eerste regel te zijn om nooit geweld te gebruiken, voordat de mogelijkheden tot demoralisatie zijn uitgeput. Hij weet dat groepen en vooral gehele naties met een gezond groepsleven en een ongeschonden moraal openlijke bedreigingen en directe aanvallen trotseren. Zij worden zelfs meer tot een eenheid dan daarvoor. Dit gezonde groepsleven is het geheim van de niet te breken weerstand van Brittannië en verklaart Hitlers aarzeling om dit land aan te vallen.
Wanneer hij binnen de groepen Quislings kan vinden, gebruikt hij de techniek van groepsindringing. Hij zendt handlangers vooruit als toeristen en in andere vermommingen om zowel de tegenstanders van het bestaande regime als de maatschappelijke schipbreukelingen en mislukkelingen tot zijn kant over te halen. Nadat hij de massaleiders voor een ondergrondse beweging heeft georganiseerd, tracht hij de natie van de buitenwereld af te zonderen. Omtrekken, omsingelen en volledige afsluiting zijn de voornaamste fasen in dat proces. Tegen deze tijd is het slachtoffer volkomen aan hem overgeleverd. Maar nog vermijdt Hitler een directe aanval en hij verkiest de methode van de volledige demoralisatie van binnen uit. In de heersende spanningstoestand worden geruchten verspreid, angsten wakker geroepen, rivaliserende groepen tegen elkaar uitgespeeld en tenslotte is het welbekende nazi-mengsel van dreigementen en beloften geheel toegediend. Dit zijn de methoden die hij toepaste in Oostenrijk, Tsjecho-Slowakije, Roemenië, Bulgarije en andere landen. De geheime documenten, die bij de aanval op de Lofodden [Lofoten? – MIA] werden buitgemaakt, tonen aan hoe systematisch deze methoden in elkaar zitten. De nazi-legerinstructies voorzagen elke mogelijke bron van weerstand en gaven de tegenmaatregelen aan.
In dit stadium beginnen de demoralisatie en de desintegratie van de sociale groepen invloed uit te oefenen op het individu. En wat belangrijker is, op zeer grote aantallen van individuen tegelijkertijd. De psychologische verklaring van dit feit is eenvoudig deze, dat de mens die aan zichzelf wordt overgelaten geen weerstand meer kan bieden. Daar zijn groepsbanden hem steun, zekerheid en erkenning geven, om niet te spreken van de waardevolle banden van vriendschap en vertrouwen, maakt de doorbreking van deze banden hem hulpeloos. Hij gedraagt zich als een kind dat verdwaald is of de persoon is kwijt geraakt die het liefheeft en voelt zich als gevolg daarvan onzeker en bereid om iedereen aan te klampen die voorbij komt.
In toevoeging tot dit alles geven de moderne methoden van totale oorlogvoering of totale propaganda het individu geen tijd om zich te herstellen, geen kans om zich achter een leider te scharen en het risico van tegenstand op zich te nemen. Vooral in kleine naties ontstond aan de vooravond een toestand van bijna volkomen sociale chaos en wetteloosheid. Dit heeft een belangrijke invloed op het latere gedrag van het individu. Het is een feit dat de desintegratie van de groep de tendentie heeft gevolgd te worden door een bezwijking van het morele geweten in het individu. Hij wordt verleid tot het volgen van gedachtegangen zoals deze: “Per slot van rekening kan alles, wat ik tot dusver heb geloofd, verkeerd zijn. Het zou wel eens waar kunnen zijn dat het leven niets anders is dan een strijd om het bestaan en om de macht. De keus voor mij is, of een martelaar te worden, of mij bij de nieuwe orde aan te sluiten. Misschien kan ik daarvan een belangrijk lid worden. Bovendien, als ik mij vandaag niet aansluit, kan het morgen al te laat zijn.” Het is in deze stemming dat de mensen ertoe komen mededelingen te accepteren, zoals die van de nazi-minister van Justitie. Hij zei dit: “Vroeger waren wij gewoon ons af te vragen: ‘Is dit goed of slecht?’ Nu moeten wij de vraag als volgt stellen: ‘Wat zou de Führer ervan zeggen?’” Het is dit soort denken waarop Hitlers cynisch opportunisme berekend is en waarnaar zijn evangelie van geweld en van het recht van de sterkste is gericht.
Men heeft dikwijls de nadruk gelegd op de rol die angst, haat, onzekerheid en achterdocht in het naziregime spelen. Ik voor mij zou aan deze catalogus nog het element van de wanhoop willen toevoegen. Aan alle nazireacties ligt wanhoop ten grondslag. Hun wereld is er een waarin iedereen zich verraden en geïsoleerd voelt en waarin niemand zijn buurman meer vertrouwt.
Nadat de gemeenschap met succes in een toestand van paniek en wanhoop is gebracht, begint Hitler aan de tweede fase van zijn strategie. Hij probeert langs twee verschillende wegen een nieuwe orde op te bouwen. De ene moet leiden tot een knechting van de massa’s, de andere tot het veiligstellen van zijn leiderschap en van het terrorisme van zijn Partij. Voor het eerste doel gebruikt hij een militaire organisatie naar Pruisisch model. Hij past die overal op toe, op de organisatie van de jeugd, op de organisatie van de industrie, van de arbeid en van de openbare meningsvorming. Hierbij gebruikt hij weer angst, haat en terrorisme. Want het is veel gemakkelijker een uitlaat te vinden voor de vijandelijke gevoelens van groepen dan om haar opbouwende krachten in te schakelen. Vandaar het gebruik dat gemaakt wordt van “rassen” en individuen als zondebokken. De beweerde minderwaardigheid en duivelsheid van de Joden geldt als een excuus voor het spugen in hun gezicht en het slaan of vermoorden van hen in koelen bloede. Het zondeboksysteem helpt de gemeenschap niet alleen zich te bevrijden van schuldgevoelens, maar verhindert ook dat de vijandigheid zich tegen de leider zal keren, wanneer er ontevredenheid is ontstaan. Natuurlijk behoeft de zondebok geen binnenlands product te zijn. De leiders van alle landen, die zich tegen het nazisysteem verzetten, kunnen in plaats van Hitler als mikpunt worden gesteld van de vijandigheid. En zo zien wij hem Mr. Churchill beschuldigen van alle zonden, die hij in zijn eigen register heeft staan.
Maar militaire organisatie en onderdrukking alleen zouden niet voldoende zijn. Hitler weet, dat als dit soort maatschappij wil blijven bestaan, er nog iets meer nodig is dan reglementering. Daarom ontwikkelt hij centra van emotionele gisting, waarvoor de benden, die stormtroepen heten, het model zijn. Deze spruiten regelrecht voort uit de naoorlogse militaire bonden, die van het begin af de burgermaatschappij in gevaar brachten en trachtten haar te ontbinden. Maar hun organisatie en mentaliteit danken ook veel aan de vroegere benden van de Duitse jeugdbeweging uit haar Wandervogelstadium. Het verborgen doel van deze groepen is de psychologische houding van de adolescentie te bestendigen. Dit verklaart veel van wat op het eerste gezicht zonderling schijnt in de nazistaat. Evenals het mogelijk is de familie-invloed zo sterk te maken, dat de geestesgesteldheid van haar leden in haar ontwikkeling wordt tegengehouden en jeugdig blijft, is het ook mogelijk, door de aanwending van kunstgrepen op de groep, een onrijpe en onbeteugelde jeugdigheid in de gehele maatschappij te handhaven en te verspreiden. In de Führer-scholen, waar zij opgeleid worden tot leider, wordt alles gedaan om hun een vreemd mengsel van infantiele emotionaliteit en blinde gehoorzaamheid bij te brengen: de nazi’s weten dat hun type leider slechts gedijt in bendeachtige groepen. Het zijn vooral deze toehoorders met hun kunstmatig geremde emotionele ontwikkeling, waarop Hitlers hysterisch geschreeuw indruk maakt. Wanneer Churchill zegt: “Ik heb niets anders aan te bieden dan bloed, zweet en tranen,” dan doet hij een beroep op een natie van volwassenen.
Het voornaamste doel van deze analyse is de aandacht te vestigen op de behoefte om een contrastrategie te ontwikkelen. In het bijzonder moeten de democratieën alles doen wat in hun macht ligt om de desintegrerende gevolgen van een industriële beschaving op ons familie- en gemoedsleven tegen te gaan. Maar zij moeten meer doen dan zich tegen besmetting te beschermen. Het werkelijk veelbelovende kenmerk van de nieuwe groepanalyse is, dat zij kan worden gebruikt voor constructieve doeleinden. Hitler heeft een tot nu toe verwaarloosde potentialiteit, nl. de scheppende krachten van het groepsbestaan, slechts misbruikt en verwrongen. De tijd voor een betere aanwending van groepsmethoden zal komen, wanneer wij het probleem van de reorganisatie van de wereld in nieuwe banen onder ogen moeten zien en als wij voor de taak worden gesteld de nazigeest om te vormen.
_______________
[40] De oorlog verschaft ervaringsgebieden voor de studie van de invloeden van groepsintegratie en -desintegratie op de geest. Een zorgvuldig georganiseerd “teamwork” voor de waarneming van veranderingen, zoals deze zich onder onze ogen ontwikkelen, zou zeer waardevolle resultaten opleveren. Een stimulerend symposion over dit onderwerp werd gehouden door de Medical Section of the British Psychological Society. Sprekers: C. Baines, E. Glover, K. Mannheim. Zie mijn “Changes in our Psychic Economy Caused by the War”, in Intern. Zeitschift für Psychoanalyse und Imago, deel 25, Londen 1940 (in het Duits). Vgl. ook German Psychological Warfare, Survey and Bibliography, uitgegeven door L. Farago en L.E. Grittler, gepubliceerd door de New York Committee for National Morale, 1941, en de uitgaven over “Morale” van The American Journal of Sociology, deel XLVII, nr. 3, nov. 1941, en van The Journal of Educational Sociology, deel 15, nr. 7, maart 1942.