Jacques Grippa[0]

“Structuurhervormingen” een neoreformistisch bedrog


In samenwerking met: Dacob, Archief en Bibliotheek voor de Studie van het Communisme
Geschreven: 1967
Bron: brochure Het Internationaal Boek, Brussel 1967
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren?

Laatst bijgewerkt:


Verwant:
Structuurhervormingen en medebeheer
Communisme en stalinisme
Marxisme en reformisme


De Communistische Partij is de revolutionaire voorhoede van de arbeidersklasse, van de werkende massa. Het einddoel van de Communistische Partij is het volbrengen van de historische taak van de arbeidersklasse en haar strijd: de afschaffing van elke verdeling van de maatschappij in klassen, de afschaffing van alle uitbuiting en verdrukking, de verwezenlijking van de socialistische maatschappij door de socialistische revolutie, gevolgd door het communisme.
De Communistische Partij is de partij van de socialistische revolutie. De Communistische Partij, product van de arbeidersklasse, van de werkende massa, kan slechts geschikt worden om haar historische taak te volbrengen, en de gids en de organisator worden van de socialistische revolutie, door zich te smeden, te harden en te versterken in de dagelijkse strijd op alle fronten – ideologisch, politiek, en bij het opstellen van eisen – van de klassenstrijd tegen het kapitaal
.

En daarom zijn de communisten eveneens de consequente voorhoede in de dagelijkse strijd van de arbeidersklasse, van de werkende massa voor haar directe eisen. Want alleen een consequent revolutionaire, marxistisch-leninistische partij is in staat deze functie van voorhoede te vervullen op alle fronten, tot het einde toe en in haar meest volledige vorm, in de dagelijkse strijd van de arbeidende bevolking voor haar directe eisen.

Deze strijd vormt één der fronten van de klassenstrijd in ons land. Hij is noodzakelijk opdat het proletariaat, de arbeidende bevolking, weerstand kan bieden aan de inbreuken, de voortdurende aanvallen van het grootkapitaal op de levensstandaard van de arbeiders en op de democratische vrijheden.

Onder meer door het voeren van deze strijd wordt het proletariaat zich ook bewust van zijn bestaan als klasse, als tegenstander van die der kapitalisten, wordt het ook bevestigd als klasse. In het gewoel van deze strijd worden de andere lagen van de werkende bevolking zich bewust van de noodzaak van een verbond met het proletariaat en onder de leiding van het proletariaat in de gemeenschappelijke strijd tegen de gemeenschappelijke vijand: het kapitalisme, dat heden in zijn hoogste stadium verkeert, d.w.z. het imperialisme.

Bepaalde arbeiderseisen, of beter gezegd volkseisen, worden “hervormingen” genoemd: dit is bijvoorbeeld het geval met sommige doelstellingen, zoals de nationale gezondheidsdienst, met de democratisering van het onderwijs of met de wijziging van het belastingstelsel teneinde de druk van de belastingen, waaronder de arbeiders gebukt gaan, te verminderen.

Hierdoor wordt de strijd voor alle “hervormingen” die voordelig zijn voor de arbeidersklasse, voor de werkende massa, door de communisten aanbevolen en ook georganiseerd.

Toch dient te worden opgemerkt dat deze eisen, deze “hervormingen” nooit zelf het kapitalistisch systeem van uitbuiting van de mens door de mens wijzigen en nooit zullen kunnen wijzigen, noch zijn interne wetten, economische en politieke, die in zijn aard zelf liggen (economische crises, oorlogen, enz.), noch de klassenaard van het staatsapparaat der verdrukkers en uitbuiters.

Indien de Communistische Partij haar actie enkel en alleen zou terugbrengen tot een deelneming aan de strijd van materiële en economische aard van de arbeidersklasse, de werkende massa, dan zou de partij ophouden een revolutionaire partij te zijn, dan zou zij deel gaan uitmaken van het kapitalistische systeem, dan zou zij onvermijdelijk overgaan naar de stellingen van het reformistisch syndicalisme van de oude sociaaldemocraten.

Het kapitalisme, het imperialisme behelpt zich best met een zogenaamde “klassenstrijd”, waarbij de uitgebuitenen er zich tevreden mee stellen het regime “een beetje in te richten” en bereid zijn mee te werken bij het oplappen ervan.

De sociaaldemocratische partijen en de revisionistische partijen collaboreren met de bourgeoisie, en thans vooral met de grootste uitbuiter ter wereld, het Amerikaans imperialisme, aanvoerder van de imperialisten. Op die wijze pogen zij – tevergeefs – de klassenstrijd “kalm te houden” binnen het raam van het gaaf houden van het kapitalistisch regime, de steun aan het kapitalistisch regime, het imperialisme en van de eerbied voor de regels van zijn “spel”, van zijn functionering.

De Communistische Partij moet steeds de algemene belangen, zowel hedendaagse als toekomstige en de fundamentele belangen van de strijd van de arbeidersklasse vertegenwoordigen. Zij waakt erover dat het proletariaat, de werkende massa, tijdens zijn dagelijkse strijd zijn bewustzijn, strijdvaardigheid en organisatievermogen op een hoger peil brengt. Zij waakt erover dat het proletariaat, de werkende massa, zich voorbereidt op beslissende gevechten om het repressieapparaat van de burgerlijke staat te vernietigen, om de volksdemocratie in te stellen, de dictatuur van het proletariaat, de onontbeerlijke eerste stap van de socialistische revolutie. In één woord, onze partij, voorhoede van de arbeidersklasse, zal in de dagelijkse strijd tegen het kapitaal steeds de verwezenlijking van het einddoel op het oog moeten hebben.

De sociaaldemocratische reformisten daarentegen hebben voorgehouden dat “het einddoel niets betekent, de beweging alles”, dat de “hervormingen” een doel op zichzelf vormen, dat zij het doel zelf zouden zijn van de strijd van de arbeidersklasse. Zij hebben de arbeidersklasse verraden.

Het reformisme, en de illusies die het verspreid heeft, zijn nooit iets anders geweest dan een nieuw “opium voor het volk”. Het is een politiek die zich tot doel stelt de ideologie van de klassencollaboratie in dienst van uitbuiters en verdrukkers te propaganderen.

En daarom strijden de reformisten – of zij nu sociaaldemocraten, trotskisten of chroesjtsjovisten heten – in feite helemaal niet voor de eisen of de “hervormingen” gunstig voor de arbeidersklasse, de werkende massa, maar zij doen juist het tegenovergestelde. Voortdurend verraden en bevechten zij deze klassenstrijd.
En daarom ook zullen de communisten onverbiddelijk het verraad aan de kaak stellen van sociaaldemocraten en revisionisten in deze strijd. De strijd voor de directe eisen, voor de “hervormingen” gunstig voor de arbeidersklasse, de werkende massa, moet een anti-opportunistische antireformistische stempel dragen
.

En de “structuurhervormingen”?

Het feit dat de BSP van Spaak, Collard, Major en consorten, de UGS[1] met zijn trotskistische leiding en de chroessjovistenpartij[2] alle drie in koor deze “leuze” herhalen, laat reeds veronderstellen dat het om een bedrog gaat, bestemd om de arbeiders voor de gek te houden. Woorden als “antimonopolistisch” (voor de Chroesjtsjov-revisionisten) “antikapitalistisch” of zelfs “echt antikapitalistisch” voor de trotskisten van de UGS, die worden toegevoegd aan het mooi blinkende “structuurhervorming” kunnen hier niets om veranderen en bevestigen de werkelijke reformistische inhoud.

De propagandisten van de zogenaamde “structuurhervormingen” blijven in feite heel diskreet, hullen zelfs in een nevel wat zij daarmee bedoelen.

Eén ding treft ons echter dadelijk. Deze heren willen in geen getal horen over het klassenkarakter van iedere staat of meer bepaald over het klassenkarakter van de burgerlijke staat, die in werkelijkheid een repressie- en verdrukkingsinstrument is in handen van het grootkapitaal.

Deze heren, zoals alle reformisten, willen doen geloven dat het kapitalisme van “hervorming naar hervorming” “vreedzaam” zou veranderen in socialisme, zonder dat de arbeidersklasse de burgerlijke staatsmachine zou hoeven te vernietigen en de dictatuur van het proletariaat in te stellen om de taken van de socialistische revolutie te verwezenlijken.

Wanneer de propagandisten van de structuurhervormingen dan toch in hun geschriften of door hun praktijk de puntjes op de i moeten zetten en nauwkeuriger omschrijven wat zij daarmee bedoelen, dan merkt men dat het in wezen slechts om een nieuwe uitgave gaat van de “theorieën” die de verrader Hendrik de Man in de mode bracht bij de sociaaldemocraten tijdens de jaren rond 1930.

Ten eerste wordt de “nationalisering” van bepaalde ondernemingen, ten onrechte voorgesteld als “socialisatie” of ook nog als “een stap naar het socialisme”.

Maar wanneer de burgerlijke staat ondernemingen nationaliseert, binnen het raam van het kapitalistisch systeem dus, dan gaat het steeds om een burgerlijke nationalisering. Zij beantwoordt in feite aan de ontwikkeling van het burgerlijk monopolistisch staatskapitalisme.

Zeker, “het monopolistisch staatskapitalisme is de meest volledige materiële voorbereiding tot het socialisme, de vooravond van het socialisme, de fase in de geschiedenis die door geen enkele andere tussenfase wordt gescheiden van het socialisme.” (Lenin, De nabije catastrofe en de middelen om haar te bezweren, sept. 1917)

Doch de burgerlijke nationaliseringen zijn helemaal geen fases op de weg van de verandering van kapitalistische maatschappij in een socialistische maatschappij. In dit geval van “socialisatie” spreken is dus bedrog.

Alleen de nationaliseringen verwezenlijkt wanneer de arbeidersklasse aan het bewind is, door de dictatuur van het proletariaat, zijn socialistische nationaliseringen.

Het is voldoende eens even te onderzoeken wat ondernemingen en zogenaamde nationale maatschappijen in de kapitalistische landen vertegenwoordigen, om er onmiddellijk het klassenkarakter van te begrijpen en om de taak te begrijpen van de Staat als werkgever. Enkele voorbeelden: de genationaliseerde ondernemingen in Frankrijk, Groot-Brittannië, Italië en in nog vele andere kapitalistische landen. In België hebben we de Nationale Bank, de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen, de Nationale Maatschappij voor krediet aan de industrie, enz.

Staat de Communistische Partij dan onverschillig tegenover de burgerlijke nationaliseringen? Beslist niet!

De Communistische Partij zal voor deze of gene concrete burgerlijke nationalisering haar concrete houding bepalen, ondermeer in het raam van de algemene politiek van de bourgeoisie en de burgerlijke Staat die, nu in het bijzonder, nationaliseren als onderdeel van hun samenwerking met of verzet tegen het Amerikaans imperialisme.

In België bijvoorbeeld zou de nationalisering van de kolenmijnen of de energie verwezenlijkt binnen het raam van de politiek van nationaal verraad door de heersende klasse van het financiekapitaal, hun Staat en hun regering helemaal geen factor vormen die de sluiting van de kolenmijnen en de Amerikaanse kolonisatie van het land zou verhinderen.

In ieder geval, wanneer de nationalisering van ondernemingen zal voorgesteld worden, en ook met betrekking tot de reeds genationaliseerde ondernemingen, zullen de communisten de belangen verdedigen van de uitgebuite arbeiders in deze ondernemingen, zowel de loontrekkenden en bezoldigden, als van de arbeidende bevolking als verbruiker van de producten.

De ontwikkeling van het monopolistisch staatskapitalisme moet dienen om de noodzaak aan te tonen van het instellen van de volksdemocratie, om de strijd voor nationale onafhankelijkheid tegen het Amerikaans imperialisme tot een goed einde te kunnen brengen, de noodzaak van het instellen van de dictatuur van het proletariaat om de taken van de socialistische revolutie te verwezenlijken.
De reformisten van de BSP, de trotskistische leiders van de UGS en hun neoreformistische bondgenoten, de chroesjtsjovisten, en de vakbondsbonzen van deze partijen, praten over het monopolistisch staatskapitalisme om de zogenaamde vooruitgang van het kapitalisme te bejubelen, om te pogen zich te verzetten tegen de strijd voor nationale onafhankelijkheid, voor de volksdemocratie, om te pogen de noodzaak van de socialistische revolutie ie ontkennen
.

Sociaaldemocratische reformisten en trotskistische of chroesjtsjovistische reformisten praten ook over een zogenaamde “controle over de ondernemingen” of over een zogenaamd “medezeggenschap”.

Ook hier willen de reformisten van allerlei aard het feit wegmoffelen dat het bewind in handen van het kapitalisme is.

“Controle over de ondernemingen” en zogezegd “medezeggenschap” zouden onder deze voorwaarden niets anders kunnen betekenen dan de “controle” over de toepassing van de burgerlijke wetgeving, van het burgerlijk belastingwezen, van de beslissingen van de burgerlijke Staat, dit alles binnen het raam van de economische wetten van het kapitalisme.

De verwezenlijking van deze “controle” zou hoogstens het (burgerlijk) “recht” geven een bepaald aantal inlichtingen te verkrijgen betreffende de functionering van de kapitalistische ondernemingen.

Bij dergelijke afspraken is zelfs een schijn van socialisme onbestaande. En zeker geen spoor van de overgang van het kapitalisme naar het socialisme.

Een dergelijke “controle” zou in wezen niet verschillen van die van de Centrale Raad van de Economie waarin vakbondsbonzen zetelen of van die van de “Bankcommissie”; hij zou van dezelfde aard zijn als deze heden uitgeoefend door de “ondernemingsraden” want het gaat hier om organen die nooit het kapitalistisch bewind, in welke mate ook, hebben kunnen aantasten en nooit zullen kunnen aantasten. Zij zullen ook nooit de economische wetten van het kapitalisme kunnen veranderen, noch het kapitalisme kunnen omvormen tot socialisme.

Integendeel juist het financiekapitaal gebruikt daadwerkelijk deze organen, met de steun van de reformisten van allerlei aard, als instrumenten van zijn politiek, als helpers voor de klassencollaboratie.

In Het Communistisch Manifest hadden Marx en Engels dit “socialisme” reeds gelaakt. Zij zeiden dat dit hieronder “geenszins de afschaffing van de burgerlijk productieverhoudingen “verstaat” die slechts langs revolutionaire weg mogelijk is, doch administratieve verbeteringen, die op grondslag van deze productieverhoudingen worden voltrokken; aan de verhouding van kapitaal en loonarbeid wordt dus niets veranderd, maar in het gunstigste geval worden voor de bourgeoisie de kosten van haar heerschappij verminderd en haar staathuishouding vereenvoudigd.”

De sociaaldemocratische, chroesjtsjovistische of trotskistische reformisten praten eveneens, in verband met de “structuurhervormingen”, over “planeconomie”. Wanneer deze “planeconomie” verwezenlijkt wordt binnen het raam van het kapitalistisch systeem en met het behoud van de burgerlijke staat, is zij van hetzelfde slag als de reeds door de trusts en de monopolies toegepaste wijze. Ook de burgerlijke staat, het monopolistisch staatskapitalisme, wijdt zich daaraan, ondermeer onder de naam van “economisch programma” of ook “economisch en sociaal structuurplan”. De kapitalistische “planeconomie” verandert niets aan de aard van het regime, verbetert niet zijn gebreken, laat het geen oplossingen vinden voor zijn tegenstellingen. Alleen de socialistische planeconomie zal een harmonische ontwikkeling van de productie toestaan en zal de productieve krachten toestaan een ongeëvenaarde vlucht te nemen.

En de “sociale planeconomie” stelt zich ten doel voor de bourgeoisie de “sociale vrede” te waarborgen, met de steun van reformistische leiders en ten koste van de arbeiders.

Per slot van rekening berust heel dat bedrog van de “structuurhervormingen” op de ontkenning van het klassenkarakter van de Staat.

Gezien in het licht van de fundamentele, vanzelfsprekende tegenstelling, die kapitaal tegenover arbeid stelt, bestaat er geen derde weg. Men moet kiezen:
- ofwel men houdt zich aan de principes van het marxisme-leninisme, die eisen de noodzaak te erkennen van het vernietigen van de repressiemachine van de burgerlijke staat en van het instellen van de dictatuur van het proletariaat om de taken van de socialistische revolutie te verwezenlijken;
- ofwel men volgt de theorie en praktijk van de klassensamenwerking.

De BSP, de trotskistische leiders van de UGS die de principes van het marxisme-leninisme veroordelen, de chroesjtsjovistenpartij die deze principes afvallig werd en de vakbewegingsbonzen van deze partijen, werden opgenomen in het kapitalistische regime. Zij hebben zich geschikt naar zijn wetten en naar de regels van zijn “spel”, zij beoefenen de klassensamenwerking en vormen een sociale en politieke steun voor het kapitalisme en het imperialisme. Zij verraden ook de strijd voor de directe eisen.

De communisten en alle voorhoedearbeiders moeten in de dagelijkse strijd onvermoeibaar dit verraad van de sociaaldemocratische, trotskistische en chroesjtsjovistische leiders aan de kaak stellen: aldus worden steeds bredere lagen van de arbeiders zich bewust, door eigen ondervinding, van de aard van het sociaaldemocratische, trotskistische en revisionistische reformisme.

Om het reformisme af te zonderen, te verslaan en weg te vagen is het noodzakelijk alle vormen van reformistisch bedrog, dat van de “structuurhervormingen” incluis, onverbiddelijk aan de kaak te stellen. Dit is een onontbeerlijke voorwaarde. Slechts dan zal de strijd van de arbeidersklasse, van de werkende massa, over het kapitalisme en het imperialisme kunnen zegevieren.

_______________
[0] Zie Wikipedia, voor wie Grippa is.
[1] Union de la Gauche Socialiste. (Bond der Linkse Socialisten.)
[2] De revisionistische Belgische “communisten”.



een rode leeszetel Lezen
Marxistisch Internet Archief
Algemeen Archief
Selectie marxisten
Documenten
Filosofie
Thema’s
Arbeidersbeweging
Woordenboek
Wat ?
Wat is marxisme
Over ons
Andere talen
Auteurswet
Citeren
Disclaimer
Doen
Zoeken
Nieuwe teksten
Werk mee
Contact
Reclame

RSS