Hugo Franssen
De slag om de Mijnen
Hoofdstuk 12
Natuurlijk zal de grote burgerij altijd herhalen aan de arbeiders die zich hebben ingezet in de strijd: “Zie je wel, jullie strijd heeft geen nut gehad”. Men kan antwoorden: “De strijd heeft op z’n minst het nut gehad u te ontmaskeren”.’
En hier komt Willy Claes in volle mijnstaking. Heeft hij de ronde gedaan van de stakingsposten? In geen geval. Hij verklaart: ‘Ik heb de ronde gedaan van de nationale holdings: de Generale, de Groep Brussel-Lambert, Petrofina. Men heeft mij gezegd: “Wij hebben het geld, heeft U ideeën?’.[1] Willy Claes weet niet wat antwoorden. Ideeën? Neen, die heeft hij niet. Hij verdedigt zich: “Waartoe dienen dan de studiebureaus van onze holdings? Zijn die er dan niet om projecten uit te werken?”
In hetzelfde interview zegt hij: “Voor de mijnen is er geen enkele hoop meer”. “Het klimaat tussen de verschillende politieke strekkingen, de vakbonden en de patroons is gunstig”. De holdings hebben geen ideeën, maar wél geld. Willy Claes heeft ook geen ideeën, maar wél een gunstig klimaat. En zulke mensen zullen dan komen vertellen: ‘Het was niet nodig te strijden, we hebben het toch gezegd’”.[2]
Jan Grauwels: ‘Wij, mijnwerkers, hebben alles gedaan wat mogelijk is om de mijnen open te houden. Indien Daemen en Olyslaegers maar één tiende hadden getoond van onze inspanningen en onze vastberadenheid, dan hadden we gewonnen.
Zij hebben een zware verantwoordelijkheid op zich genomen. Ons standpunt ‘over jobs wordt niet onderhandeld’ is juist. De nabije toekomst zal ons gelijk geven. De zogenaamde realistische weg betekent dat er 10.000 werkplaatsen verloren gaan in een provincie met al 75.000 werkzoekenden.
Is onze strijd dan voor niets geweest, zoals Gheyselinck en veel kranten zeggen? Neen! Vooreerst hebben we door onze jarenlange strijd de mijnen langer kunnen open houden. Ten tweede: alles wat wij uit de brand hebben gesleept, is het resultaat van die strijd. Onder druk van de staking kwam er een betere sociale begeleiding van 800.000 frank netto. Ten derde: we hebben belangrijke syndicale overwinningen geboekt. Wij hebben de sociale verkiezingen afgedwongen. In deze verkiezingen heeft het strijdsyndicalismc gewonnen. Dat is een aanmoediging voor alle syndicalisten in België. Ten vierde: we hebben een voorbeeld gesteld van nationale betekenis. Men zegt: “De arbeiders zijn verburgerlijkt”. Wij hebben bewezen dat de arbeiders wel degelijk willen strijden, maar dat veel afhangt van hun leiders.
Wij hebben mijnsluitingen moeten aanvaarden. Maar omdat wij er vijf jaar lang tegen vochten, heeft zich een generatie van duizenden mijnwerkers gevormd die anders denkt en anders handelt dan daarvoor. Deze generatie denkt anders over het kapitalisme, over de staat, over de vakbonden, over de verschillende politieke partijen. Het Oosten wordt gesloten maar deze generatie van mijnwerkers leeft voort, in de mijnen van Zolder en Beringen, aan de stempellokalen en in de andere bedrijven. De kapitalisten zullen drie mijnen kunnen sluiten, maar zij hebben een generatie arbeiders verloren. Met die generatie zullen wij doorwerken om de strijd rond Beringen en Zolder te winnen en om van Limburg de meest antikapitalistische provincie van België te maken!’
_______________
[1] Alle citaten uit Echo de la Bourse, 9 april 1987
[2] Vrij naar Ludo Martens, 1 mei-toespraak Brussel 1987.